Dem Gerechten muß das Licht immer wieder aufgehen

Dem Gerechten muß das Licht immer wieder aufgehen

Na de Inleiding volgen twee beschouwingen en vier associaties. De eerste
beschouwing gaat over de cantate BWV 195 zelf. Ik analyseer de lichtval in de
Kloosterkerk op zaterdagmiddag 24 september 2022 en memoreer de oogkwaal
van Bach. Uit respect voor Bach vind ik dat de uitgave van cantate BWV 195
moet luiden: ‘Dem Gerechten muß das Licht immer wieder aufgehen’.
De tweede beschouwing gaat over de ets van Rembrandt die bekend werd als
‘Dr. Faustus’. Ik vergelijk de ets van Rembrandt ‘Een geleerde in zijn werkkamer’
(1652) met de ets van Lips ‘Dr. Faustus’ (1790). Er zijn twee verschillende
personen afgebeeld: een geleerde [alchemist?] in zijn werkkamer [Rembrandt] en de ambitieuze professor [Faust?] in zijn studeerkamer [Lips]. De ets van Lips
is een spiegelbeeld van de ets van Rembrandt maar met andere accenten.
In Associatie 1 vergelijk ik details in de afbeelding van Rembrandt met mijn
waarneming van het licht in de Kloosterkerk. In Associatie 2 zoek ik relevante
passages in ‘Licht en kleur in het landschap’ van de natuurkundige Marcel
Minnaert waarin hij lichtverschijnselen in de natuur uitlegt. In Associatie 3
verhaal ik over rabbi Daniel Tzion in Bulgarije, hij had in de vroege jaren dertig
een ervaring die hij toeschreef aan een verschijning van Jezus Christus. Hij
aanvaardde ‘Master Yeshua’ als Messias in een orthodox-joodse context. In Israël
maakte hij deel uit van de Messiasbelijdende joden. Associatie 4 gaat over mijn
ervaring in het Rila gebergte in Bulgarije met de Universele Witte Broederschap,
opgericht door Peter Dunov. Vroeg in de ochtend kijken de deelnemers naar de
opgang van de zon. Daarna voeren zij paneuritmie uit: fysieke muzikale
oefeningen, paarsgewijs, in complexe cirkelvormen met zang en
muziekbegeleiding.
In hoofdstuk 7 ‘Afstemming’ combineer ik de Aanleiding (kennis uit ondervinding
en kennis afgeleid uit tekens en woorden) met de opeenvolgende zes
hoofdstukken (door het verstand, de rede, gezuiverde kennis). In het spoor van
de logica van Spinoza zoek ik een onmiddellijk inzicht (scientia intuitiva): ‘kennis
vanuit de essentie van een zaak; uit de naaste oorzaak’ (Schuyt 2017:41, 46).
Zo concludeer ik met een gedachtesprong dat de veelvoudige vorm van de
helder stralende schijf op de ets van Rembrandt bepalend is, en niet de
ingeschreven teksten. Anders gezegd: bij Rembrandt heeft het beeld van de
tekst voorrang boven de betekenis van de tekst.
De letters INRI, ofwel Iesus Nazarenus, Rex Iudaeorum (Jezus van Nazareth,
Koning der Joden) in de eerste ring komen overeen met het opschrift boven het
kruis dat Pilatus verordonneerd had. De betekenis van de eerste en de tweede
ring is afhankelijk van wat wij met de opkijkende geleerde in de spiegel zien en
herkennen. Dat is ten eerste ADAM (mogelijk Hebreeuws/Ladino) en Tε (mogelijk
de Griekse hoofdletter Tau en kleine letter epsilon). Mogelijk is het derde woord
DAGERAM afgeleid uit Latijn). Mogelijk heeft Rembrandt de overige woorden in
de derde ring ergens overgenomen.
In hoofdstuk 8 kijk ik met Samuel van Hoogstraten naar de drie trappen der
schilderkunst, deze pas ik toe op de ets van Rembrandt uit 1652. Met behulp van
Spinoza’s logica zoek ik naar discursief inzicht door adequate ideeën (rationem,
et secundi generis cognitionem). Heel onopvallend heeft Rembrandt zijn eigen
initiaal ‘R’ bovenaan gezet. Ik formuleer in zeven stappen Rembrandts mogelijke
gedachtengoed van Menasseh ben Israel. Mogelijk kwam het theologisch
gedachtengoed van Menasseh bij Rembrandt terecht via Gerbrand Anslo. Ik zie
Rembrandts ets ’Een geleerde in zijn werkkamer’ als een gecompliceerde,
meervoudige uitdrukking waarin Rembrandt een onmogelijkheid uitdrukt voor
Joden en Christenen om werkelijk op gezamenlijke grond te komen.