Twee ‘princenmartelaars’ in de Kloosterkerk in het
rampjaar 1672

Twee ‘princenmartelaars’ in de Kloosterkerk in het rampjaar 1672

De Inleiding pakt de draad op van de executie van Henri de Fleury de Coulan in
1666 en zijn begrafenis in de Kloosterkerk in het graf van Jacob Cats. Onbekend
is dat ook Jacob van der Graeff na zijn executie in 1672 in de Kloosterkerk is
begraven. Dit laatste gegeven leidt tot het formuleren van vijf nieuwe
vermoedens in de vorm van stellingen.
Hoofdstuk 1 is een samenvatting van de beide executies. Hoofdstuk 2 gaat in op
de begrafenis van Jacob van der Graeff in het graf van Adriaen van der Myle.
Hoofdstuk 3 bevat vijf stellingen. De eerste stelling, ‘Ds. Simon Simonides is niet
de auteur van het anonieme pamflet De Worstelinge Jacobs’, is een negatieve
stelling die ruimte moet maken voor het formuleren van drie stellingen over de
betrokkenheid van Ds. Thaddeus de Lantman (stelling 2), Elisabeth (Jacobsdr.)
Cats (stelling 3) en Diederik Pauw (stelling 4). Deze stellingen zijn
samenvattingen van onderzoek naar het pamflet De Worstelinge Jacobs, dat veel
negatieve gevoelens kweekte jegens Johan de Witt, onderzoek naar De
Lantman’s politieke activiteiten en onderzoek naar macht en mogelijke invloed
van Diederik Pauw. De betrokkenheid van Elisabeth Cats voert terug naar haar
verlies van haar schoonzoon Henry in 1666 en haar kennelijke vriendschap met
ds. De Lantman. De begrafenis van Jacob van der Graeff voert terug naar de
macht en invloed van Elisabeth’s echtgenoot Diederik Pauw, een van de drie
kerkmeester van de Kloosterkerk. Als Hoofdingeland van Delfland was hij in staat
om zijn invloed aan te wenden. In alle gevallen gaat het om mogelijkheden,
gezien vanuit een omgevingsperspectief. Het onderzoeksmateriaal heb ik
gebruikt om hypothesen te formuleren, de stelling rusten op deze hypothesen.
Mijn vermoeden is dat deze partijen het martelaarschap van Hendrick en Jacob
hebben willen gebruiken als stimulans voor het verzet tegen de staatse regering
van Johan de Witt.
De vijfde stelling, ‘De begrafenis van twee ‘prinsenmartelaars’ in de Kloosterkerk
was bepalend voor de preek van ds. Simonides in de Nieuwe Kerk op 21
augustus 1672’ berust op een analyse van de ‘lof-predicatie’ die ds. Simonides
hield in de Nieuwe Kerk. Kern daarvan is een reconstructie van de bijbeltekst die
gelezen werd aan het begin van de kerkdienst. Met zijn preek bevorderde ds.
Simonides de rust in het land. Na de preek van zondag 21 augustus was er geen
ruimte meer in de Kloosterkerk voor een prinsgezinde Herdenking van de
Martelaren Hendrick en Jacob.
Hoofdstuk 4 keert tenslotte terug bij Spinoza die zijn Ultimi barbarorum
vermoedelijk bij de Nieuwe Kerk had willen afficheren. Spinoza zou de preek van
Simonides inhoudelijk hebben afgewezen omdat hij de rol van profeten in zijn
TPT had aangevochten.
Voor echte insider knowledge zou Spinoza in de Kloosterkerk moeten zijn. Een
van de drie kerkmeesters van de Kloosterkerk, Jacob van der Houven, was
eigenaar van de buitenplaats Eijnddorp in Voorburg. Hij moet Spinoza in
Voorburg hebben gekend.